Interview BJGP: Prof. dr. Jan Verbakel over diagnose van urineweg infecties bij kinderen

Terug naar overzicht
Naar aanleiding van de recente publicatie "GPs’ perspectives on diagnosing childhood urinary tract infections: a qualitative study" van onze doctoral student Hanne Boon, gaf Prof. dr. Jan Verbakel een uitgebreid interview aan de redactie van the British Journal of General Practice.

Beluister de podcast: https://www.bjgplife.com/082

Lees de volledige publicatie: https://doi.org/10.3399/BJGP.2021.0589

Bekijk het verkort interview: https://youtu.be/iIrzY0eCg48



Ze bespraken de verwachtingen en de ervaringen van de huisartsen bij het stellen van de diagnose van urineweginfecties bij kinderen in een BJGP podcast.

  • Zo is de prevalentie van UTI hoger dan wat de huisartsen inschatten.
  • Het is moeilijk om een staal urine af te nemen dat niet gecontamineerd is, waardoor betrouwbare laboresultaten ontbreken.
  • Ze bespraken ook de verschillen tussen het stellen van diagnoses en het collecteren van stalen in België en de UK, zo is de clean catch methode de norm in de UK, maar nog geen standaardpraktijk bij de Belgische huisartsen.
  • Point of care testen kwamen ook aan bod in het gesprek, aangezien dit in de laatste jaren zijn ingang kent bij de huisartsen.


GPs’ perspectives on diagnosing childhood urinary tract infections: a qualitative study

Hanne Ann Boon, Ann Van den Bruel and Jan Y VerbakelBritish Journal of General Practice 25 July 2022; BJGP.2021.0589. DOI: https://doi.org/10.3399/BJGP.2021.0589

Achtergrond: Diagnose en behandeling van urineweginfecties (UTI) bij kinderen is een uitdaging in de huisartspraktijk vanwege een reeks factoren.

Doel: Het verkennen van de perspectieven van huisartsen met betrekking tot de barrières en facilitators voor diagnose en behandeling van UTI bij kinderen.

Setting: Kwalitatief onderzoek in de huisartspraktijk in België.

Methode: Van januari 2021 tot juni 2021 zijn semi-gestructureerde interviews afgenomen bij 23 huisartsen. De interviews werden op video en audio opgenomen, letterlijk getranscribeerd en geanalyseerd vanuit thematische benadering.

Resultaten: De barrières voor een vroege diagnose van UWI waren de aanname van een lage UWI-prevalentie en aspecifieke presentatie van UWI bij kinderen, moeilijkheden bij het verzamelen van urine en diagnostische onzekerheid. Alle huisartsen gaven aan urine te hebben afgenomen bij kinderen met specifieke UWI-kenmerken (bijvoorbeeld dysurie, buikpijn) of onverklaarbare koorts. Facilitators voor UTI-screening waren instructiemateriaal voor ouders, vaardigheidstraining voor huisartsen, extra verplegend personeel, nieuwe niet-invasieve handige verzamelmethoden, online beslissingsondersteuning om ouders te informeren wanneer een urinemonster naar de consultatie moet worden gebracht, en een nauwkeurige, gemakkelijk te gebruiken point-of-care-test voor UWI. Empirische antibioticabehandeling werd gestart op basis van de resultaten van de dipstick-test, klinische kenmerken die wijzen op UTI, ernst van de ziekte, buikgevoel, langdurige koorts, tijdstip van de dag en het vermogen van ouders om de ernst van de ziekte te beoordelen.

Conclusie: De aanname van een lage UWI-prevalentie, afwezigheid van duidelijke UWI-kenmerken en moeilijke urineafname kan ertoe leiden dat UWI's bij kinderen onopgemerkt blijven in de huisartsenpraktijk. Diagnostische onzekerheid maakt een passende behandeling een uitdaging.