Huisartsen gaven aan dat ze kans op een urineweginfectie bij een acuut ziek kind over het algemeen laag inschatten. Het verschil in prevalentie tussen eerste- en tweedelijnssetting werd ook frequent aangehaald. De assumptie van een lage prevalentie in de huisartsenpraktijk vormt een mogelijke uitdaging voor vroegtijdige detectie van urineweginfecties, omdat dit potentieel gepaard gaat met minder staalafname, wat het idee van een lage prevalentie in stand kan houden.
Voor verschillende huisartsen was het onduidelijk wanneer urine moet worden afgenomen bij een kind. Symptomen die hen alert maakten op de aanwezigheid van een urineweginfectie waren bijvoorbeeld pijn bij het plassen, abdominale pijn, incontinentie en vaginale jeuk. Al gaven meerdere huisartsen aan dat dit bij jonge preverbale kinderen problematisch is. Een tweede indicatie voor het afnemen van urine was ‘koorts zonder focus’. Verschillende huisartsen beschreven dit begrip als de aanwezigheid van hoge koorts bij een acuut ziek kind, dat er ernstig ziek uitziet en waarbij het klinisch onderzoek geen afwijkingen toont. Mede afhankelijk van de ernst van infectie, gebruikten de meeste huisartsen in deze situatie een afwachtende houding, waarbij gevraagd werd aan de ouders om een urinestaal binnen te brengen indien het kind ziek blijft na twee tot drie dagen.
Bovenstaande gegevens bevestigen dat er een onduidelijke strategie is voor het afnemen van urine bij kinderen. Omdat er weinig symptomen van een urineweginfectie zijn, wordt er mogelijk slechts bij een beperkte groep kinderen urine afgenomen, wat een verklaring kan zijn voor laattijdige diagnose van urineweginfecties bij kinderen.
Huisartsen verkozen over het algemeen urinezakjes bij jonge kinderen, omdat deze gemakkelijk in gebruik zijn, en ouders ze thuis kunnen kleven. Vooral het niet-invasieve aspect bleek belangrijk. Zo goed als alle huisartsen waren van mening dat invasieve urineafnamemethodes zoals katheterisatie niet in de eerstelijnssetting thuishoren. Hierbij waren ze voornamelijk bezorgd over traumatische gevolgen voor het kind en de ouder. De clean-catch methode (nl. directe opvang van een urinestaal wanneer het kind spontaan plast of aan de hand van stimulatietechnieken)8 bleek weinig te worden gebruikt, omdat huisartsen van mening waren dat deze methode niet efficiënt is. Enkele huisartsen zouden deze methode wel door de ouders willen laten uitvoeren, omdat ze bezorgd waren over bijbesmetting van het staal.
1. Handleiding over urineafname bij kinderen, voor ouders
Een handleiding voor het afnemen en bewaren van urine bij kinderen. Instructies over het uitvoeren van de clean-catch methode met stimulatietechniek en het aankleven van een urinezakje. Een poster in de toiletruimte met een stappenplan.
2. Praktijksessies over urineafname bij kinderen, voor huisartsen
Praktische oefensessies voor het afnemen van urine via niet-invasieve methodes bij kinderen. Enkele huisartsen vonden dat de praktische aspecten van urineafname bij kinderen nog onvoldoende aan bod kwamen in hun opleiding.
3. Ontwikkeling van niet-invasieve urineafnamemethodes
Huisartsen benadrukten de nood aan een gemakkelijk te gebruiken, niet-invasieve, urineafnamemethode met weinig vals positieven. Momenteel is er geen afnamemethode die aan deze criteria voldoet.
4. Bijkomend personeel zoals een praktijkverpleegkundige
Tijdens de raadpleging is er onvoldoende tijd om urine af te nemen. Bijkomend personeel zoals een verpleegkundige leek verschillende huisartsen nuttig zodat urineafname voor of na het consult kan worden uitgevoerd.
5. Urinezakje tijdens het consult zelf kleven
Meerdere huisartsen vonden dat het kleven van een urinezakje na klinisch onderzoek tijdens het consult nuttig lijkt om sneller een urinestaal op te vangen.
6. Algoritme voor urineafname
Een algoritme op basis van klinische tekens en symptomen om te bepalen bij welke kinderen urine moet worden afgenomen. Eén huisarts gaf ook aan dat zo een algoritme potentieel door ouders thuis kan worden gebruikt, voor het consult, om na te gaan of urine moet worden meegenomen.
7. Gebruiksvriendelijke sneltest (point-of-care test)
Omdat de resultaten van een urinecultuur slechts na twee tot drie dagen beschikbaar zijn, kan een sneltest potentieel helpen bij het vroegtijdig uitsluiten van urineweginfecties. Volgens huisartsen moet een nieuwe sneltest voornamelijk accuraat zijn, snel resultaat geven, en gebruiksvriendelijk zijn.
In een populatie van 575 acuut zieke kinderen <18 jaar, waarbij systematisch urine werd afgenomen was de prevalentie van urineweginfecties 6% (95% betrouwbaarheidsintervallen 5-9%). De sensitiviteit van de urineafnamestrategie volgens klinisch oordeel van de arts was 38% (95% betrouwbaarheidsintervallen (CI) 22-55%), overeenkomend met een hoog aantal gemiste infecties. In jongere kinderen <5 jaar, was de prevalentie 9% (95%CI 6-13).
Kinderen < 18 jaar - Prevalentie urineweginfecties 6%
Kinderen < 5 jaar - Prevalentie urineweginfecties 9%
Doctoraatsverdediging Hanne Boon
8 november 2022 om 17u (Arenbergkasteel, 01.07) “Diagnosing urinary tract infections in children. Value of signs, symptoms, and point-of-care tests in primary care.”