Huisarts dr. Geert Goderis aan het woord: “Blood, sweat and tears”

Terug naar overzicht
Dr. Geert Goderis woont op een steenworp van Bois du Cazier, in een wijk met veel Italiaanse migranten van de eerste generatie die de herinnering aan de mijnramp levendig houden. Dr. Goderis is Nederlandstalig maar woont in Wallonië en vertelt ons over zijn bijzondere loopbaan. Hij is verbonden aan het Academisch Centrum Huisartsgeneeskunde (ACHG) van de KU Leuven en betrokken bij het Département Universitaire de Médecine Générale (DUMG) van de ULB. Zo ontwikkelde hij een scherpe visie op de huisartsengeneeskunde: niet alleen op hoe ze er vandaag uitziet, maar ook op hoe ze er zou kunnen of moeten uitzien. Ontmoeting met een man die graag vertelt, houdt van cultuur en filosofische boeken uit verschillende culturen verslindt. Een vurig pleiter van een huisartsgeneeskunde die inzet op een multidisciplinaire aanpak en zichzelf omschrijft als een brug tussen Vlaanderen en Wallonië.

Verschenen in de Medi-Sfeer op 06/04/2022



© Medi-Sfeer



Een Nederlandstalige die in Wallonië woont. Dat komt niet vaak voor. We beginnen ons gesprek dan ook logischerwijs met het traject dat dr. Geert Goderis aflegde, vanaf zijn geboorte in Kortrijk in 1968 tot zijn verhuis naar Marcinelle in 1996. “Ik kom uit een heel gewoon gezin. Mijn vader was bediende, mijn moeder huisvrouw. Al heel jong – ik moet ongeveer Society and Its Enemies’ van Karl Popper had gelezen, een Oostenrijkse docent en wetenschapsfilosoof die oproept tot reflectie, dialoog en uitwisseling van ideeën. In dat boek wordt uitgelegd hoe het historicisme, de theorie dat de geschiedenis zich ontwikkelt volgens een vaste wetmatigheid, aanwezig bij Marx, Plato en Hegel, tot totalitaire praktijken leidt.”

Hoewel dokter Goderis met veel passie als huisarts werkt, mist hij wat intellectuele prikkels. Hij schrijft hierover een brief naar Jan Heyrman, professor huisartsengeneeskunde aan de KU Leuven. Die verwijst hem door naar dokter Jan Degryse, die net de ITOL had gelanceerd (online opleidingsmodules voor jonge assistenten). Dat werk brengt hem in contact met professor Benoît Boland van de UCL die tien jaar zijn geweest – wist ik dat ik dokter wilde worden. Dat kwam waarschijnlijk omdat ik een zeker sociaal bewust[1]zijn had én een grote liefde voor wetenschap en wiskunde. Ik was ook een beetje rebels. Tijdens mijn middelbare school in Kortrijk was ik zeer geboeid door de geschriften van Pjotr Kropotkin, een van de grootste theoretici van het anarchistische communisme, maar ook een bekend antropoloog en criticus van het darwinisme. Zo toonde hij aan dat samenwerking tussen individuen en soorten minstens even belangrijk was als onderlinge competitie.


De grote fout die we hebben gemaakt, is dat we ons voorstelden als ‘redders’ ten opzichte van de andere artsen. Dat heeft ons in die tijd veel vijandigheid opgeleverd, maar zo kwam ik wel in contact met de warme en vriendelijke atmosfeer in Charleroi.

Na zijn middelbare studies schrijft Geert zich in voor de studies geneeskunde aan de KU Leuven. Daar brengt zijn anarchistische denkbeeld hem bij de marxistisch-leninistische studentenbeweging die aanleunt bij de PVDA. Hij ziet af van zijn oorspronkelijke plan om als arts aan de slag te gaan in ontwikkelingslanden. Geert kiest vervolgens voor huisartsgeneeskunde. Die keuze maakt hij eerst en vooral voor het nauwere contact met patiënten, die hij ook longitudinaal op lange termijn kan opvolgen. Bovendien voelt hij zich tijdens zijn stages niet helemaal op zijn gemak in het hiërarchische ziekenhuissysteem. Hij rondt zijn studies af in 1993 met grote onderscheiding, gaat vervolgens 2 jaar stage lopen in een praktijk van Geneeskunde voor het Volk in Schaarbeek en opent voor diezelfde organisatie in 1996 een praktijk in Marcinelle, met de bedoeling de PVDA in Wallonië te lanceren. “De grote fout die we hebben gemaakt, is dat we ons voorstelden als ‘redders’ ten opzichte van de andere artsen. Dat heeft ons in die tijd veel vijandigheid opgeleverd,” merkt hij op, “maar zo kwam ik wel in contact met de warme en vriendelijke atmosfeer in Charleroi.”

Van geneeskunde naar onderwijs: een opeenvolging van inspirerende ontmoetingen

In 1999 verlaat hij Geneeskunde voor het Volk en de PVDA na een hoogoplopend conflict over de organisatie waarbij hij zelfs voor een soort van ‘volkstribunaal’ kwam te staan. Niet ver van het medisch centrum start hij zijn eigen praktijk, in eerste instantie alleen én geïsoleerd. In conflict met zijn vroegere partners wordt hij ook gewantrouwd door de andere artsen die hem nog altijd voor een arts van de PVDA aanzien. Hij zet zich schrap en wordt uiteindelijk, na verschillende jaren, zonder voorbehoud aanvaard door zijn collega’s en de plaatselijke bevolking. “Dat waren moeilijke jaren”, geeft hij toe. “Het conflict met de PVDA heeft bij mij nog lang een litteken nagelaten, dat pas écht vervaagde nadat ik het boek ‘The Open Society and Its Enemies’ van Karl Popper had gelezen, een Oostenrijkse docent en wetenschapsfilosoof die oproept tot reflectie, dialoog en uitwisseling van ideeën. In dat boek wordt uitgelegd hoe het historicisme, de theorie dat de geschiedenis zich ontwikkelt volgens een vaste wetmatigheid, aanwezig bij Marx, Plato en Hegel, tot totalitaire praktijken leidt.”

Hoewel dokter Goderis met veel passie als huisarts werkt, mist hij wat intellectuele prikkels. Hij schrijft hierover een brief naar Jan Heyrman, professor huisartsengeneeskunde aan de KU Leuven. Die verwijst hem door naar dokter Jan Degryse, die net de ITOL had gelanceerd (online opleidingsmodules voor jonge assistenten). Dat werk brengt hem in contact met professor Benoît Boland van de UCL die een module ontwikkelde rond cardiovasculaire preventie, waarover in 2004 een artikel verscheen in Acta Cardiologica. Vervolgens begint hij aan een doctoraat (PhD) onder toezicht van professor René Tonglet. Professor Tonglet overlijdt echter kort daarna, waardoor het project wordt stopgezet.

Als een geluk bij een ongeluk neemt dr. Jan Degryse snel opnieuw contact met hem op voor de uitbouw van het diabetesproject van de KU Leuven. Ook professor Jan Heyrman en professor Chantal Mathieu waren bij dit project betrokken. Het project werd gefinancierd door het RIZIV (artikel 56) en kreeg een verlengstuk in de oprichting van het zorgtraject voor diabetespatiënten én in een doctoraatsproefschrift dat hem in 2010 de graad van PhD opleverde. Vervolgens wordt dokter Goderis docent huisartsengeneeskunde aan de KU Leuven.

En de rol van de huisartsgeneeskunde in heel dit verhaal?

Al snel merkte dr. Goderis dat hij door zijn activiteiten aan de universiteit minder beschikbaar was als huisarts. Daarom start hij in 2004 een samenwerking op met een andere huis[1]arts in een structuur die in 2008 de status van Association de Soins Intégrés krijgt en contractueel moet bestaan uit twee huisartsen, een kinesitherapeut en een verpleegkundige. “De ontwikkeling van de praktijk was en is hard labeur, die me ‘bloed zweet en tranen’ gekost heeft. Maar het loonde de moeite. Ik ben overigens de enige die nog overblijft van het oorspronkelijke team”, stelt hij vast. “Vandaag werken we in een hybride structuur met drie artsen en twee assistenten, alsook een laboratorium en een team van verpleegkundigen, twee kinesitherapeuten (van wie een loontrekkende) en een psychotherapeut. We werken nog altijd per prestatie, maar via de Association de Soins Intégrés krijgen we ook een gesubsidieerde financiering. Er zijn maar weinig praktijken in België met dat dubbele statuut. Het biedt een gemengde financiering (deels per prestatie, deels forfaitair) en dat is voor mij ideaal.” Ten slotte benadrukt dr. Goderis het belang om studie en praktijk te combineren: de praktijk is een uitstekende voedingsbodem voor het werk als docent en het werk als academicus stuurt de eigen huisartsenpraktijk aan.

De grote fout die we hebben gemaakt, is dat we ons voorstelden als ‘redders’ ten opzichte van de andere artsen. Dat heeft ons in die tijd veel vijandigheid opgeleverd, maar zo kwam ik wel in contact met de warme en vriendelijke atmosfeer in Charleroi.

© Medi-Sfeer


Een visie over de toekomst van de huisartsengeneeskunde

“Een van mijn grootste motivaties om mijn academische loopbaan voort te zetten, blijft de herwaardering van de huisartsengeneeskunde, onder andere via de academisering van onze specialiteit. Zo wil ik onze meerwaarde laten zien aan specialisten en de bestaande hiërarchie veranderen”, geeft hij toe. “Het gebeurt nog veel te vaak dat huisartsen niet naar waarde worden geschat door hun collega’s en de gezondheidsinstanties. Neem nu de coronacrisis. De huisartsenpraktijk is de plaats waar de eerste signalen van een aankomende golf opgevangen worden, maar dat heeft geen enkele weerklank op het beleid gehad. Of nog, het monitoren van covid-patiënten thuis gebeurt het best door de huisartsenpraktijk. Dat is een vorm van ‘populatiemanagement’. Daartoe moet de huisartsenpraktijk echter omgevormd worden tot een multidisciplinaire eerstelijnspraktijk. De huisarts zal dat management immers niet zelf op zich nemen. Bij ons gebeurt dit door mijn echtgenote, een verpleegkundige die ook in het centrum werkt. Covid-patiënten worden dagelijks opgebeld tot we zekerheid hebben dat ze buiten de gevarenzone zijn. Als nodig gaat een arts ter plaatse. Mensen met alarmsymptomen worden naar het ziekenhuis gestuurd. Anderen worden ambulant behandeld. Dit is bijzonder nuttig en wordt heel hard door patiënten gewaardeerd. Maar soms wordt mijn echtgenote afgesnauwd omdat patiënten denken dat ze vanuit het tracingcentrum in Brussel belt. Dat toont aan hoe belangrijk het is om die monitoring dicht bij de mensen te plaatsen. Wij staan dicht bij onze patiënten en ze hebben vertrouwen in ons, niet in Brussel. We doen dit alles wel helemaal op eigen kosten. Er zijn telemonitoringsprojecten uitgeschreven door de overheid, maar die gaan allemaal naar ziekenhuizen omdat de criteria – zoals een 24-uurspermanentie – onhaalbaar zijn voor eerstelijnspraktijken.”


Het gebeurt nog veel te vaak dat huisartsen niet naar waarde worden geschat door hun collega’s en de gezondheidsinstanties

“De hele covid-pandemie toont aan dat de huisartsgeneeskunde en de eerste lijn veel sterker uitgebouwd moeten worden. Jammer genoeg toont die crisis ook aan dat in de praktijk dit nog altijd geen beleidsprioriteit is. Daarom moeten we ons verenigen, om structureel een stem te krijgen. Bij die uitbouw moeten we komaf maken met de concurrentie tussen de eerstelijnsspelers (apothekers, verpleegkundigen…). We moeten meer échte eerstelijnsteams uitbouwen, teams die ingebed zijn in een breder netwerk. Daartoe moeten we absoluut het financieringsmodel aanpassen. Ik zou willen dat een veel groter deel van de medische honoraria op een andere manier wordt betaald dan per prestatie. Zo krijgt de arts meer zekerheid over zijn financiële toekomst en zal het ‘najagen’ van patiënten afnemen. Het huidige forfaitsysteem van de wijkgezondheidscentra is dan weer te strikt voor de patiënt. Een gemengd systeem waarbij de patiënt zelf mag kiezen voor een arts of paramedicus is volgens mij beter aangepast aan de dagelijkse realiteit. Er moet ook een structurele financiering komen voor ondersteunende functies in de praktijk, zoals administratieve krachten, praktijkverpleegkundigen en ‘populatiemanagers’ om mensen met chronische aandoeningen beter te ondersteunen. Dit zou artsen opnieuw toelaten zich te concentreren op hun essentiële taken: diagnose, behandeling en follow-up van ziektes én bovenal luisteren naar en praten met hun patiënten. Die patiënten moeten overigens ook veel meer een structurele stem krijgen, bijvoorbeeld in de raden van bestuur van ziekenhuizen en van eerstelijnspraktijken. Als we meer dan enkel lippendienst willen bewijzen aan patient-centered care, dan moeten we van patiënten partners maken en hun ervaringsexpertise ten volle erkennen.”

Geert Goderis: De fiche
  • Geboren in Kortrijk in 1968
  • 1981: de schok van Kropotkin • Humaniora in Kortrijk, diploma in 1986 
  • Diploma geneeskunde aan de KU Leuven in 1993, met grote onderscheiding
  • Medisch centrum Geneeskunde voor het Volk in 1993 
  • Solopraktijk in 1999 
  • 2003-2004: epidemiologisch werk met publicatie in Acta Cardiologica 
  • 2004: oprichting van een groepspraktijk 
  • 2005: DEA (Diplôme d’étude Approfondie) in volksgezondheid en biostatistiek
  • 2008: praktijk verwerft status van ‘Association de Soins Intégrés’ 
  • 2005-2009: diabetesproject aan de KU Leuven 
  • 2010: verdediging van zijn doctoraatsproefschrift en behalen van de graad van PhD 
  • 2010: stagemeester KU Leuven en UCL
  • 2014: uitbreiding van de Association de Soins Intégrés 
  • 2015: professor aan de KU Leuven/UZ Leuven (50%) 
  • 2020: hoofddocent en stagemeester aan de ULB
  • 2020 (oktober): lid van het Outbreak Support Team ambulatoires van Charleroi, een ondersteuningsteam voor het beheer van epidemieclusters in gemeenschappen, gefinancierd door het AVIQ, onder leiding van de FAGC en de GDT
  • 2021: uitbreiding van het mandaat aan de KU Leuven naar 90% 
  • Hobby’s: wandelen, lezen
  • Gehuwd met een Brugse, psychiatrisch verpleegkundige van opleiding 
  • Twee kinderen