Chronisch nierfalen wordt vaak ondergediagnosticeerd

Terug naar overzicht
Een internationale studie die deze woensdag in de Lancet werd gepubliceerd, waarschuwt voor het belang vroege diagnose van chronisch nierfalen, een ziekte die één op de tien volwassenen treft. 

Originele Franse versie verschenen in Le Soir op 30/06/2022
Origineel geschreven door Anne-Sophie Leurquin


Een studie over chronisch nierfalen of chronische nierinsufficiëntie (CNI), die deze woensdag The Lancet werd gepubliceerd, geeft aan dat chronisch nierfalen nog steeds vaak wordt ondergediagnosticeerd, hoewel deze ziekte ongeveer één op de tien volwassenen treft. Verschillende onderzoekers – onder wie Prof. dr. Gijs Van Pottelbergh van het ACHG - analyseerden de resultaten van meer dan 2,4 miljoen patiënten in verschillende landen (Israël, Canada en verscheidene Europese landen, waaronder België). De data wijzen op een dringende noodzaak naar een meer vroegtijdige opsporing bij huisartsen. Zo kan men via preventie zowel de patiëntenzorg alsook de zorgstelsels verbeteren.

Meestal als gevolg van diabetes of hypertensie komt CNI meer voor bij ouderen bij wie het uiteindelijk kan leiden tot vroegtijdige nierinsufficiëntie. Deze progressieve ziekte vertoont geen duidelijke symptomen en kan enkel worden opgespoord via bloed- of urinetests. Uit de Lancet-studie blijkt dat twee op de drie patiënten die bleken te lijden aan CNI niet waren gediagnosticeerd, waardoor ze in een hogere risicocategorie vallen. Prof. dr. Gijs Van Pottelbergh, huisarts (KULeuven) die deelnam aan de studie, beoordeelde gegevens van 208.921 Belgische patiënten en ontdekte dat “12% van hen mogelijk konden worden geïdentificeerd met CNI. Dit wil zeggen dat we op basis van hun laboratoriumresultaten zouden kunnen aannemen dat ze reeds zijn gediagnosticeerd.” Slechts 4,4% van deze patiënten had echter voor dit onderzoek al een officiële diagnose gekregen.

Volgens Van Pottelbergh moeten huisartsen meer worden gesensibiliseerd met betrekking tot de detectie van deze ziekte, zodat deze in een vroeger stadium kan worden behandeld. Om dit te bewerkstelligen, raadt hij aan om de hulp van kunstmatige intelligentie in te roepen voor een betere opvolging van de patiënt.

De volledige studie kan je hier lezen

© Le Soir